Die ene dag 

Als ik je vertel dat het weer zo’n dag is geweest waarop alles is misgegaan dan dekt dat niet bepaald de lading. 

“Zo’n dag” impliceert namelijk dat het een dag is die we allemaal weleens meemaken. Zo’n dag waar er maar weinig dingen gaan zoals je zou willen en dat tot overmaat van ramp er een gepeperde rekening in de bus ligt die je niet had zien aankomen.
Ik zou er alles voor over hebben gehad om zo’n dag in te ruilen voor de dag die ik heb beleefd. Want ik had namelijk niet zomaar een rotdag maar een dag die ik voor de rest van mijn leven niet meer zou gaan vergeten.
Ik zal niet langer om de zaken heen draaien. Het begon toen ik die op ene ochtend wakker werd.

Ik ontwaakte met het gevoel dat ik heerlijk had geslapen. Je kent het misschien wel. Dat je de avond ervoor vrijwel meteen in slaap komt, nadat je hoofd het kussen heeft geraakt en je zo’n acht uur later weer wakker wordt. Dat zijn veruit de beste nachten. Achteraf is het ook goed dat ik een verrukkelijke nacht heb gehad, want ik bleek de energie voor de volgende dag nodig te hebben.
Ik lag op mijn zij met mijn gezicht naar de muur. Naast mij lag mijn vriendin, zoals ze de laatste twee jaar vrijwel iedere nacht naast me had gelegen. Althans, dat was mijn aan met zekerheid grenzende vermoeden. Ik had namelijk geen reden om daaraan te twijfelen. Maar toen ik me omdraaide zag ik een leeg stuk bed. Waar haar lichaam had moeten liggen, waar haar prachtige blauwe ogen in die van mijn hadden moeten kijken lag nu niets behalve beslapen beddengoed. Verder was het stil in huis. Geen geluiden uit de keuken, geen toilet die spoelde, niet het geluid van voeten over het laminaat. Niets van dat alles. Alleen het geluid van een angstaanjagende doodse stilte. Alles wees erop dat er iets niet in de haak was. Het was tien voor zeven en ze hoefde pas om half negen de deur uit. Dit sloeg nergens op en ging in tegen iedere vorm van logica. Ze hoorde op dit tijdstip nog in bed te liggen. Liggend tegen mij aan, praten over wat we hadden gedroomd of over wat de dag zou gaan brengen. Maar ze lag er niet en ik bleef nog een aantal minuten in bed liggen, luisterend naar een geluid wat de stilte kon doorbreken. Maar afgezien van de geluiden van wat auto’s die voorbij reden bleef het stil. Met een verontrustend gevoel stapte ik uit bed en riep haar naam. Er volgde geen respons. Ik liep door het huis en overal waar ik keek, ze was  niet te vinden. Niet in de huiskamer, niet in de badkamer, niet op het toilet. Ik keek op mijn telefoon en er waren geen berichten of gemiste oproepen. Ik belde haar nummer maar de enige stem die ik te hoorde vertelde me dat “dit nummer niet in gebruik is.” Voor even dacht ik dat ik gek zou worden.


In de hal hing het krijtbord dat we ooit samen hadden gekocht. Toen we samen gingen wonen, droomden we ervan dat we lieve berichtjes voor elkaar op het bord zouden schrijven. Dat deden we lange tijd ook maar nu stond er een andere tekst te lezen.

“Het spijt me, maar ik kies mezelf." Ik kon het niet aanzien om je verdrietige gezicht te zien. Het ga je goed.”

Het bloed trok langzaam weg uit mijn gezicht en ik begon te schreeuwen. Ik zal de woorden niet herhalen maar u kunt ervan uit gaan dat ik niet bepaald de meest complimenteuze dingen heb geroepen.
Daar zat ik dan. Op mijn knieën op de grond midden in ons huis. De tranen begonnen hun weg naar beneden te vinden en ik sloeg met mijn vuist op de grond. Dat had ik beter niet kunnen doen. Ik schreeuwde het opnieuw uit. Dit keer van de pijn. De vuist die ik maakte was niet stevig genoeg en twee vingers klapten dubbel. Op een onhandige manier hield ik het stuur vast en met gevaar voor eigen leven (en die van anderen) reed ik naar het ziekenhuis. Dit was niet de realiteit want het ging allemaal te snel voor mijn geest. Ik had het ene nog niet kunnen bevatten of het andere diende zich alweer aan. Daarom kon het gewoonweg niet waar zijn. Een half uur later zat ik op spoedeisende hulp van het ziekenhuis. Ik bleek twee gekneusde vingers te hebben. Het was inmiddels half elf in de ochtend. De dag was nog maar net begonnen. Mijn vriendin die de benen had genomen en twee gekneusde vingersto zover. Dat beloofde wat voor de rest van de dag.


Eenmaal thuis heb ik een tijdje voor me uit zitten staren. Zoveel misfortuin in een korte tijd vroeg om een pauze waarin ik het nodige moest reflecteren. Had ik bepaalde signalen gemist? Was ze ongelukkig geweest en had ik het niet gezien? Had ze een ander? Zijn me met terugwerkende kracht bepaalde dingen opgevallen die ik toen niet belangrijk genoeg vond om te zien? Ik wist het niet. De chaos in mijn hoofd was nog te groot om helder te kunnen denken. Misschien deed ik er beter aan om op een ander moment het allemaal nog eens te overdenken.  Maar ik deed het toch.

We hadden elkaar zo’n drie jaar geleden leren kennen op een dancefeest. Zij was er met een vriendin van een gezamenlijke kennis en ik was er met twee vrienden. Na het feest hebben we nummers uitgewisseld en na veel appen en bellen begonnen we elkaar vaker te zien. Het was het begin van een stormachtige relatie. Na veel ruzies en situaties waarin de een of de ander het op wilde geven, groeiden we steeds dichter naar elkaar toe. Blijkbaar hebben we samen eerst diepe dalen moeten doorlopen voordat we stabiliteit konden vinden. De ruzies bestonden voornamelijk uit ego’s die tegen elkaar opbotsten. Toen we dat wat meer lieten varen, kwam de rust om de hoek kijken.
Twee jaar geleden zijn we samen gaan wonen. Het was het volgende hoofdstuk in mijn leven met haar waarvan ik hoopte dat het nog lang zou gaan duren. Het duurde dus tot aan vandaag.
Nadat ik een tijdje zo had gezeten viel er een onbeschrijfelijk gevoel van eenzaamheid over me heen. Ik voelde me enorm in de steek gelaten.  Het was alsof ik was aangereden door een trein en mijn lichaam voor verloren was achtergelaten. “Wat nu?", dacht ik bij mezelf. “Wat nu.” Ik liep door het huis en zag dat ze de meeste van haar spullen had meegenomen. In de kledingkast was nagenoeg niets meer te vinden wat bij haar hoorde. Er lagen nog twee witte hemdjes. Pijnlijk genoeg stond het moment dat ze dit had gekocht mij helder voor de geest. Het was zo’n twee maanden geleden, op een zaterdagmiddag. Het was de dag waarop we drie jaar bij elkaar waren. ’s Avonds gingen we uit eten. We vreeën twee keer op die dag. Voor het shoppen en na het dineren. Het was een magische dag en voor zover hij kon zien wees toen niets op het naderende onheil. En nu hingen ze daar. Alsof ze ermee wilde zeggen dat wat er eens was nu voorgoed voorbij is. Geen gezelligheid meer, geen vrijpartijen. Dat behoort voorgoed tot het verleden.


Ik ging weer in de woonkamer zitten en heb zo lang voor me uit zitten staren dat er ongemerkt een paar uur voorbij waren gegaan.
Met een verward hoofd, een leeg hart en twee gekneusde vingers besloot ik om toen maar te gaan vluchten. Ik moest hier niet zijn maar wist niet wat ik met mezelf aan moest. Ik besloot om de deur uit te gaan en iemand te zien om mee te gaan praten.  In het portiek kwam ik twee politiemannen tegen. De aanblik van hun uniformen deed mijn hart twee keer overslaan. In een paar seconden spookten er verschillende scenario’s door mijn hoofd. Ze had een ongeluk gehad en men kwam mij nu het slechte nieuws vertellen. Of nee, ze was zo ongelukkig geweest dat ze zich van kant had gemaakt en….
Maar de politiemannen zagen me nauwelijks staan en met een “goedemiddag” vervolgden ze hun weg naar de volgende etage. Ze kwamen niet voor mij maar waren geïnteresseerd in de woning van mijn bovenbuurman. Een excentrieke man die iedere week steevast ging eten bij de Chinees hier verder op in de week. Later hoorde ik dat hij dood gevonden was, midden op straat. Bizar.
Tot zover mijn compassie met mijn medemens. Ik had andere dingen aan mijn hoofd. Bij elke stap die ik zette, had ik de gedachte dat zij hier ook moest hebben gelopen. Welke  richting ze uit was gegaan, wist ik niet. Ik had alleen maar vragen en antwoorden waren er simpelweg niet. Met de tijd zouden ze wel gaan komen maar daar was het nu nog veel te vroeg voor.


Op de dag waar tot nu toe, op z’n zachtst gezegd, het geluk niet aan mijn zijde was, bleek er toch ruimte te zijn voor een beetje hoop. De bus die ik moest hebben om mij naar het centrum te brengen kwam er net aan toen ik de bushalte naderde. Ik plofte neer in een van de stoelen om drie haltes later weer uit te stappen. De halte waar ik uit moest was druk en ik moest mezelf door een menigte heen wurmen om vervolgens weer over te kunnen steken. Ik weet niet of u vroeger verkeersles heeft gehad op school? Ik wel. Het meeste is me nog wel bijgebleven. Dat je bijvoorbeeld altijd moet oversteken bij een zebrapad en dat je beide kanten moet opkijken, wanneer je oversteekt. Maar logisch nadenken zat er blijkbaar niet in vandaag en dus maakte ik twee fouten. De eerste fout: niet wachten tot de bus weg was gereden. De tweede fout: achter de bus langs oversteken. Het kwam me duur te staan. Van rechts kwam er een Audi aangereden. Ik weet nog dat ie zeker niet te hard reed. Als ik op een normale dag met een gezond verstand deed wat ik had gedaan, dan was er niets gebeurd. Maar in deze situatie trof het noodlot mij met een speels gemak. Een paar tellen later volgde er een grote klap en werd het zwart voor mijn ogen. In de verte hoorde ik mensen gillen en schreeuwen. Ik was me vaag bewust dat ik op de grond lag en voelde de kou mijn lichaam binnendringen. Daarna verloor ik definitief het bewustzijn. 

Ik geloof niet dat er iets of iemand bestaat die besluit om mensen op een dag eens goed te grazen te nemen. Natuurlijk voel ik me zielig en verloren op een dag als deze. Maar ik weet tevens dat het allemaal van voorbijgaande aard is en er ook dagen zullen komen waarop het geluk mij toelacht.
Dat is wat ik dacht toen ik later die dag vanuit het ziekenhuisbed naar buiten keek. Het weer was druilerig wat prima paste bij hoe dag tot dan toe was verlopen.
En toch mocht ik nog van geluk spreken. Ik had een zware hersenschudding en mijn enkel was flink gekneusd. Oké, verder nog wat schaafwonden maar dat was het dan wel. De klok gaf nu tien voor vier aan en ik nam nog een keer de oogst van vandaag door. Mijn vriendin had de benen genomen, ik had twee vingers gekneusd en werd later aangereden door een auto, wat maakte dat ik hier lag met eerder genoemde verwondingen.
De dokters vertelden me dat ik van geluk mocht spreken dat ik er op deze manier van af was gekomen. Maar ze wilden me voor de zekerheid een nachtje houden en dus beleefde ik mijn eerste nacht in het ziekenhuis. Na een onrustige nacht, deels veroorzaakt door mijn snurkende kamergenoot, maar vooral door het trauma wat zich langzaam maar zeker meester van mij maakte, was ik de volgende dag klaar om naar huis te gaan. Toen de taxi mij voor de deur had afgezet, slofte ik naar mijn voordeur. Iedere stap deed pijn en mijn hoofd tolde als een bezetene.
Ik ging op bed liggen en besefte dat ik terug was op de plek waar alles een dag geleden was begonnen. Hier begon mijn onheil, de dag die ik nooit meer zou vergeten.
Snapt u mij nu als ik zeg dat deze dag, waar erg veel mis is gegaan, zich niet verhoudt tot dagen waar we allemaal soms mee te maken hebben. Ik wil uw leed niet bagatelliseren als uw auto op een regenachtige maandagochtend niet wil starten, denk dan terug aan mijn verhaal. Het brengt het een en ander in perspectief.

Ik hoor u denken: “hoe is het verder gegaan na deze dag?”  Wel, ik kan zeggen dat er sprake is van een stijgende lijn. Ik heb nog een brief gekregen van mijn ex vriendin en de algehele boodschap was dat ze nogmaals haar excuses maakte, niet wilde zeggen waar ze nu verbleef maar dat ze eerlijk wilde zijn en de keuze om bij me weg te gaan de deur naar geluk had open gezet. Ik voel geen wrok en dat is de echte waarheid. Van nature ben ik een nuchter persoon en alhoewel ik het een tijdje best moeilijk heb gehad, is het me gelukt om de draad weer op te pakken. Mijn verwondingen zijn geheeld, ik heb de spullen die me nog deden denken aan in een vuilniszak gestopt en weggegooid. Ik hield mezelf voor dat dit zou helpen in de rouwverwerking. Dat klopt. Het helpt een beetje. Maar de herinneringen blijven . Sommige vervagen en anderen blijven. Het is grappig hoe ze in de loop der tijd veranderen. Ze worden mooier of minder mooi. Het gevoel wat ik er bij en hoe ik die herinneringen beleef  evolueert eveneens. Maar hoe dingen in de loop der tijd ook mogen veranderen, die ene dag zal ik niet vergeten. De manier hoe ik er naar kijk is wel anders geworden. Van een dag waarop de duivel me goed in zijn greep hield tot een dag die goed is voor nodige lachsalvo’s op verjaardagen. Uiteindelijk is humor en relativering het beste medicijn gebleken voor mij. 

Ik wens u dit van harte toe bij weer een baaldag.


Een tweede kans

De tijd verstrijkt langzaam wanneer het hart begerig is en de tijd verstrijkt snel wanneer betekenisvolle momenten, dierbaar als ze zijn, zich vanuit het niets lijken te presenteren als een beloning na onbaatzuchtigheid en het hart van anderen met vreugde wordt vervuld.
De dauwdruppels vinden hun weg naar beneden. Ik kijk ze na, de een na de ander, tot ze zich onherkenbaar vervormen en het verse ochtendlicht hen langzaam maar zeker absorberen in het grote niets. De focus is op het nu, het hier zijn en ik leef in het moment. Ik wens dat ik gevoelens, hoe mooi ze ooit zijn beschreven en bezongen, vast kon leggen voor altijd. Zodat ik er naar kan kijken, het aan kan raken, zodat ik niet meer kan vergeten wat kostbaarheid is voordat het als een wolk aan me voorbij trekt en het een herinnering wordt van iets wat ik ooit in het verleden op een zekere dag heb gevoeld.  

Ik wens dat de betekenis van het woord dankbaarheid als een rivier door mijn lichaam zal blijven stromen en de woorden als een echo door zullen klinken in de daden die ik verricht.
Ik vind mijn weg naar buiten en mijn focus ligt louter en alleen op de tweede kans. Gisteren is beschreven, vandaag is een feit en morgen grijp ik de tweede kans aan, die ik eens de eerste keer heb laten liggen.


Oost-Berlijn, 1984

Ze praten, ze lachen. Ze huilen en ze vrijen. Ze zingen, ze maken ruzie.
Ze zwijgen, ze vertrekken en komen weer thuis. Een herhaling van zetten, aandachtig beluisterd door hij die dat moet doen van de grote broer die alles wil zien en alles wil weten.
Ze feesten, ze fluisteren, ze eten en vertwijfelen. Ze staren en overdenken.


Allemaal opgetekend door de hij die geen genade kent en hen desnoods aan de duivel zou uitleveren, in het belang van het grotere geheel wat het land is waarin ze leven.


Ze leven en worden geleefd.
Ze staan op en worden teruggeduwd.
Ze adoreren en worden geminacht.
Ze lezen en worden overhoord.
Ze reizen en worden tegengehouden.
Ze spreken en worden verzwegen.

Allemaal in stand gehouden door de mensen die zeggen voor vrijheid te staan, maar volgens de voorwaarden die nooit eerlijk zijn geweest en waar niemand van de afgeluisterden om heeft gevraagd.

Hij schrijft tot er niets meer te schrijven valt, tot de lichten zijn gedoofd en de rust zich definitief van het huis heeft meester gemaakt.
Maar zij die zogenaamd slapen, zijn onrustig. Onzeker over de dag van morgen als zij onverhoopt verliefd worden op een vreemde, of dat er zomaar kan worden aangebeld door vreemde mannen die geen genade kennen, uit naam van het goede.
Alles wordt genoteerd maar de vrees wordt nergens opgetekend. Zelfs al zou men dat proberen. De vrees is met geen pen te beschrijven. 


Planeet negen

Ik raakte eens in gesprek met een diep religieus man. Hij kon mijn sceptische houding t.a.v. het bestaan van God maar moeilijk begrijpen.En dus stelde hij een vraag om aan te kunnen tonen dat ik het bij het verkeerde eind had.

Hij gaf mij het voorbeeld van het grote gebouw wat even verderop stond. Hij vroeg me wie het had ontworpen. Voordat ik antwoord kon geven, stelde hij mij meteen een tweede vraag. Wie het had gebouwd, nadat het was ontworpen? Met deze vragen dacht hij wellicht mij schaakmat te hebben gezet. Helemaal toen mijn antwoord was dat het mensen waren geweest.

“Precies”, zij hij. “Niets kan niet zomaar uit het niets ontstaan. En zo is het ook met onze wereld en alles wat daar op leeft. Het kan niet zomaar zijn ontstaan. Er moet wel een ontwerper achter zitten. En vervolgens iemand die het heeft geschapen. En ik geloof dat het is God geweest. Zoals het gebouw is ontworpen en geschapen door de mens, zo is dat ook het bewijs voor het bestaan van God, aangezien hij het universum heeft ontworpen en gemaakt.” Wat hem betreft was dit meteen het einde van de discussie. Voor mij was dit nog maar het begin. Ik vond namelijk dat hij het heelal gebruikte om God te bewijzen. Bij gebrek aan een betere verklaring, gebruikte hij simpelweg de verklaring “God”. Ik zei dat ik het erg gemakkelijk vond, om God te gebruiken voor zoiets complex als de aarde en het leven. Met andere woorden; God is verantwoordelijk voor het ontstaan van alles. Betekent dat we dus niet verder hoeven te zoeken naar de oorsprong van het leven? Betekent dat we genoegen moeten nemen met de hypothese die God heet? Verklaart dat dan alles?

Ik vertelde hem dat in tegenstelling tot het grote gebouw, objecten in het heelal ontstaan zonder dat er iets of iemand aan te pas lijkt te komen. We zijn getuige van de geboorte van sterren en planeten. We kunnen het verklaren. We weten hoe dat gebeurt. Het is zelfs op de gevoelige plaat vastgelegd. En nergens zien we de invloed van een god. In tegenstelling tot het grote gebouw, komen er geen handen aan te pas die het beetje bij beetje opbouwen. Het verschil met sommige religieuzen is dat de wetenschap zijn bevindingen onderzoekt op fouten. Het neemt geen genoegen met wat men denkt te weten. Het probeert de verklaring steeds te verbeteren. Met andere woorden: de wetenschap is niet zomaar tevreden.

Een mooi voorbeeld hiervan was de zogenaamde 'ontdekking' van planeet negen. Enkele wetenschappers dachten aanwijzingen te hebben gevonden voor het bestaan van een negende planeet, in de buitenwijken van het zonnestelsel. Ze kwamen dit op het spoor bij het bestuderen van de baanbewegingen van ver gelegen ijsdwergen. Sommigen zeggen dat de planeet er zou moeten zijn, want alleen op die manier zouden de bewegingen van de ijsdwergen kunnen worden verklaard. Het enige probleem is er slechts sprake is van een theorie. De planeet zelf is nog niet ontdekt. We kunnen de planeet pas een naam geven als deze echt is gezien. Tot die tijd is het slechts een sterk vermoeden dat ie er daadwerkelijk is.

Zoals de negende planeet een mogelijke verklaring is voor het gedrag van objecten in het zonnestelsel, zo gebruikte de religieuze man het bestaan van God als verklaring voor het universum en de mensheid. Religieuze mensen hebben nog wel eens moeite met de wetenschap. Het weerlegt namelijk vanzelfsprekendheden, waarvan men liever niet wil dat er aan getoornd wordt. Neem bijvoorbeeld het scheppingsverhaal. De wereld zou in zes dagen zijn geschapen. Een man uit Urk vertelde eens dat het geloof onder zijn voeten zou worden weggeslagen, mocht blijken dat wat er in Genesis staat, niet helemaal blijkt te kloppen. Wetenschap hoeft niet zo nodig in de schoenen van God te staan. Het heeft er namelijk helemaal geen belang bij om het bestaan van God aan te tonen. Wetenschap gaat uit van het waarneembare. Het wil `diepgaande algemene verbanden ontdekken die een veelheid van verschijnselen verklaren´.

Dat het daarbij het speelveld doorkruist van religieuze mensen is onvermijdelijk. Tot een overeenstemming zijn de man en ik niet gekomen. Behalve dan dat er nog vele vragen zijn die onbeantwoord zijn en misschien voorlopig wel zullen blijven. Dat is een zowel een bevrijdende als een spirituele gedachte die mensen er niet van weerhoudt om te blijven zoeken naar de waarheid en tevens zich vast te blijven houden aan het geloof. 


Onder de nieuwe zon

Maandenlang had ze er naar uitgekeken en hier stond ze dan. In een zonnig land en ver verwijderd van alles wat haar vertrouwd is. Eindelijk was ze op de plaats van bestemming. Vakanties zijn altijd iets om naar uit te kijken en in haar geval had ze de vakantie dubbel en dwars verdiend.
Het was al met al een pittig jaar geweest. Er was veel gebeurd. In een flits ging alles nog een keer door haar heen. De mensen die haar waren ontvallen. De pijn en het verdriet. Maar daar wilde ze nu verder niet meer aan denken. Wat haar betreft stond deze trip in het teken van de definitieve overbrugging naar wat komen gaat. Wat geweest is, is geweest. Nu was het tijd om naar de toekomst te kijken. De clichés vielen wat dat betreft over elkaar heen. Een vrouw met een gebroken hart zoekt een warm land op, om een nieuwe start in te luiden en het verleden achter zich te laten.
Ze zette haar koffer neer in de hotelkamer. Zoals altijd zou later blijken dat ze best wat kleren niet mee had hoeven nemen. Maar het risico dat ze mis zou grijpen deed haar toch besluiten om de koffer zoveel mogelijk vol te proppen.

Ze had al best wat van de wereld gezien maar nog nooit was op singlevakantie gegaan. Een groep vrijgezelle mensen die allemaal hetzelfde willen, namelijk een leuke vakantie met elkaar beleven. Hoezeer ze dit ook wilde, toch zou het wennen zijn, om voor zestien dagen met al die verschillende mensen in een bus te zitten. Ze was een persoon die liever haar eigen mensen uit zocht. Maar ze nam het op de koop toe, aangezien ze weg wilde zijn en toch niet alleen. Bovendien leken de meeste mensen haar niet onaardig.

Ze had ongeveer een uur om bij te komen van haar reis, haar koffer uit te pakken, zich op te frissen alvorens het eten beneden klaar zou staan. De komende dagen zouden er heel wat activiteiten op de rol staan. Van lange wandelingen door de natuur, langs watervallen, naar vulkanen, tot het bezichtigen van verschillende musea. Ze had er enorm veel zin in.
Ze liet ze zich vallen op het bed. Als ze nu haar ogen zou sluiten, zou ze zo in slaap kunnen vallen. Dat idee stond haar wel aan maar in plaats daarvan keek ze naar het witte plafond. Haar blik ging de eenvoudige kamer rond. Een kast, een spiegel, een tafel, een stoel en schilderij wat boven haar bed hing. Het was haar niet eerder opgevallen. Zoveel had ze niet met kunst maar nu ze het had gezien was ze gefascineerd door wat ze zag. Het schilderij beeldde een menspersoon uit die vloog door de wolken. De armen waren gestrekt, het hoofd omhoog. Alsof het vol vertrouwen op zijn doel afging. Uit het hoofd van het persoon vlogen tientallen vogels de wijde wereld in.

De betekenis was niet gelijk duidelijk. Toch liet het kunstwerk haar niet los. Op de een of andere manier voelde ze een band met de persoon die daar zijn vrijheid tegemoet vloog. Ze stelde zich zo voor dat de vogels als metafoor stonden, voor de ideeën en de plannen die werden gemaakt. Na alles wat die persoon had meegemaakt, voelde hij weer de ruimte om zijn leven in eigen hand te nemen en plannen voor te toekomst te maken.
Terwijl de momenten hiervoor in het teken stonden van het netjes rangschikken van de kleding en haar toiletspullen was ze nu helemaal opgegaan in het schilderij. Ze voelde hoe haar ogen vochtig werden. Dit is niet wat ze wilde maar ze kon het niet helpen. Op de een of andere manier riep het schilderij iets bij haar op. Ze besefte dat ze nu ook op het punt was aangekomen, dat ze weer de regie over haar leven aan het krijgen was. Na de zomer zou ze weer gaan studeren, ze wilde weer nieuwe mensen gaan leren kennen en voelde dat ze steeds meer open ging staan voor een nieuwe relatie. Al deze dingen zijn haar vogels die op het punt stonden geboren te worden en binnenkort het levenslicht zouden zien.
Dit alles bracht haar gedachten terug naar vorig jaar. En ze vroeg zich af of hij ook aan het vliegen was. Of hij ook plannen maakte. Ze hoopte het. Want ondanks de vele misverstanden die er waren tussen hen gaf ze nog wel om hem.
Vervolgens liet ze het los. Haar voeten raakten de vloer en ze begaf zich naar de badkamer. Tijd voor sentiment was er genoeg geweest. Nu was ze onder de nieuwe zon, in het zonnige land waar ze was begonnen aan het nieuwe hoofdstuk. Ze liet een lampje branden voor als ze vanavond terug zou komen. Even later sloot ze de deur van haar hotelkamer. De schemering had zich buiten inmiddels ingezet. Niet dat ze dat als een metafoor zag voor haar leven. Het schilderij op haar kamer was dit des te meer.


De belofte van Iona

Ik nam het vliegtuig, toen een trein, vervolgens nog een trein, toen een boot, toen stapte ik in de auto om vervolgens via een pont mij naar het eiland te laten vervoeren.

Het loont om dagenlang onderweg te zijn naar een bestemming die ik gerust bestempel als een van de mooiste waar ik tot nu toe ben geweest. Ik had het gevoel alsof ik aan het einde van de wereld terecht was gekomen, waar tijd slechts een bijzaak is op een plek die zich niets lijkt aan te trekken van de rumoerige wereld die zich daar ergens aan de overkant van het water bevindt. Een stad als Parijs of Londen bezoek je. Het Schotse eiland Iona, daar ben je te gast. 

Plechtig begeef ik me door de gangen van het klooster en nergens zoveel als hier beklijft mij het gevoel dat ik een passant ben uit een andere tijd, een genodigde die het genoegen heeft om hier te zijn. Voor even voel in een scheut van heimwee terwijl ik hier pas koud een half uur ben. Mijn gevoel loopt alvast vooruit op de zaken en ik denk aan de persoon die ik dit alles wil laten zien. Ik zie ons hier al lopen en mijn enthousiasme wordt alleen maar groter op het moment dat de zon het contrast van het landschap nog meer versterkt. Het groen van de heuvel versus het blauw van de lucht. Het wit van de wolken versus het blauw van het water.

Ik heb een voorliefde voor eilanden en ook bij Iona heb ik direct het gevoel van verbondenheid. Eilanden hebben geheimen die ze niet direct prijs lijken te geven voor de mensen die hier maar voor even zijn. Eilanden zijn geïsoleerd, op een romantische manier eenzaam, tevens eigenwijs, en creëren een betoverende sfeer waar ik steeds maar weer in ondergedompeld wil raken. 
Ik zit uren aan het strand en zie hoe de golven op de golven blijven beuken. Een ritmisch spel wat zich al eeuwen lang herhaalt. Ik voel de graslanden onder mijn voeten en door het ongerepte karakter voel ik me veilig en voel ik me thuis, ook al ben ik dat niet maar zou ik dat wel willen zijn. Heuvels worden vlaktes, vlaktes veranderen in weggetjes. Weggetjes komen aan in dorpjes en dorpjes herbergen mensen die het voorrecht hebben om te zeggen dat ze hier wonen.
Een dag lang dwaal ik hier rond maar het is te kort. In gedachten doe ik Iona een belofte en dat is dat hier terug ga komen.
Dan gaan we hier dagen verblijven, de zon onder zien gaan en haar weer zien herrijzen. Dan zullen we ook voor even ervaren dat tijd ondergeschikt is aan wat dan ook en dat alleen de kracht van het ervaren maakt dat we voelen dat we echt leven.
Dat is een belofte die ik waar wil gaan maken. Iona wacht op ons.