Verstrengeld

Met mijn rug sta ik naar de deur, het is tijd om te gaan. Ik merk de nodige vertwijfeling op bij mezelf.
Het is niet dat ik wil gaan, het is meer dat ik graag zou willen blijven.
Want hier is alles rustig, hier is het vredig.
We kijken elkaar aan, wetende dat er weer veel te snel een weekend aan ons voorbij is gegaan. Wetende dat er weer een week verschijnt wat hinderlijk tussen ons in plaats gaat nemen. Een week dat het geduld niet op de proef zal gaan stellen, maar  wanneer de week er een keer niet zou zijn, zouden we daarmee kunnen leven.

Voor de derde maal geef ik je nog een laatste zoen. Voor de vierde maal geef ik je een laatste omhelzing. Terwijl we elkaar zo vasthouden weet ik dat er geen betere plek is dan hier met jou zo te staan.
Daarbuiten lijken mensen langzaam maar zeker hun verstand te verliezen, zijn ze zelfzuchtig en vervaagt de grens tussen goed en kwaad meer en meer.
Hier binnen hebben we onze wereld gemaakt waarbij de enige voorwaarden zijn dat we van elkaar houden, eerlijk zijn, elkaar respecteren, er plek is voor romantiek en we veel lachen. Ongeschreven regels, steeds opnieuw ondertekend op het moment dat we zeggen dat we elkaar willen behouden tot in lengte der dagen. 
En toch vertrek ik met een gevoel dat zelfs een spraakwaterval niet voldoende is geweest om uit te leggen hoezeer je met mij bent verstrengeld.
De volgende keer ga dezelfde woorden opnieuw uitspreken, al weet ik dat elkaar eenvoudig weg aankijken veel kan zeggen dan honderdduizend worden dat ooit zouden kunnen doen. 


Wandelgangen

Deze tekst is voor jou geschreven maar bijna vijfendertig jaar te laat. Ergens heb ik de hoop dat in een alternatief verleden deze woorden je alsnog zullen bereiken. Ik zou niet weten hoe, maar misschien is dat voor nu niet belangrijk.
De reden dat het zo lang heeft geduurd, is dat ik op een punt ben gekomen dat ik eindelijk kan zeggen dat ik denk, voor een deel, grip te hebben gekregen op mijn leven. Vanaf de plek waar ik nu ben kan ik terugkijken en je zeggen hoe het me de afgelopen decennia is vergaan en welke lessen ik heb geleerd. Ik voel met je mee en zou willen dat jij weet wat ik nu weet. Dan zou je het niet zo moeilijk hebben. Want we weten allebei dat je het moeilijk hebt. Ik zie je daar verloren lopen door de wandelgangen op school, niet wetende wie je kunt vertrouwen, niet goed wetende wie je bent en hoe je jezelf dient te verhouden tot de rest van die ingewikkelde en soms vijandige wereld.
Want de wereld om jou heen is veranderd en niet altijd ten goede. De omgeving begint in een snel tempo volwassen te worden op een manier die jij niet begrijpt en ook niet kan bijbenen. Het is alsof de wetten zijn aangepast en niemand je erover heeft verteld. Welke kleding je draagt en of je al dan niet bent opgewassen tegen de nieuwe realiteit wordt elke dag genadeloos voor je voeten geworpen en er is niet wat je eraan kunt doen.
Ik weet dat je je enorm eenzaam voelt en geen hoop hebt in de jaren die gaan komen. Maar ik ben hier om je te zeggen dat het goed gaat komen en je je eigen weg gaat vinden. Het zal niet vanzelf gaan en je hebt nog een aantal harde lessen te leren maar met elke les word je wijzer waarna de mist steeds meer gaat verdwijnen in een wereld die voor jou onlogisch is en genadeloos hard. Het klinkt je misschien wat ongelooflijk in de oren maar mensen gaan je respecteren om wie je bent. Mensen gaan oprecht van je houden. 

Ik zou willen dat ik deze woorden aan je door kon geven. Dat zou ik ongemerkt binnensluipen in een klaslokaal. Ik zou naast je gaan zitten en je deze tekst overhandigen in een envelop. Ik zou mijn hand op je schouder leggen en zachtjes zeggen dat je vol moet houden, want de toekomst zit vol met mooie momenten die je mede door je doorzettingsvermogen en liefde voor het leven zelf hebt weten te creëren.

Jou kennende zou je niets zeggen maar me vol verbazing na hebben gekeken terwijl ik nog een keer achterom kijk en ik je daar alleen zie zitten tussen al die anderen kinderen die het ook allemaal niet goed weten, ook al denk je van wel.
Het leven zit vol met scherpe randen en nu je de stappen naar volwassenheid gaat zetten snijden ze hard en gemeen. De scherpe randen zullen blijven maar het leven lacht je ook tegemoet.

Ik blijf buiten wachten en hoor de schoolbel die laat weten dat er weer een dag voorbij is gegaan. 
Ik zie je naar je fiets lopen en je bindt je schooltas onder je snelbinders.
Terwijl je wegrijdt en je vaart begint te maken, ren ik naast je. Ik geef je een zet waardoor je nog harder gaat fietsen.
Je kijkt om en je glimlacht, ik steek mijn duim omhoog. Hopelijk weet je nu dat je moeilijkheden niet voor altijd zullen zijn. De volwassen versie houdt van jou.

Beste Christian van toen, blijf vooral doorfietsen. Echt, het komt allemaal goed.


Een tweede kans

De tijd verstrijkt langzaam wanneer het hart begerig is en de tijd verstrijkt snel wanneer betekenisvolle momenten, dierbaar als ze zijn, zich vanuit het niets lijken te presenteren als een beloning na onbaatzuchtigheid en het hart van anderen met vreugde wordt vervuld.
De dauwdruppels vinden hun weg naar beneden. Ik kijk ze na, de een na de ander, tot ze zich onherkenbaar vervormen en het verse ochtendlicht hen langzaam maar zeker absorberen in het grote niets. De focus is op het nu, het hier zijn en ik leef in het moment. Ik wens dat ik gevoelens, hoe mooi ze ooit zijn beschreven en bezongen, vast kon leggen voor altijd. Zodat ik er naar kan kijken, het aan kan raken, zodat ik niet meer kan vergeten wat kostbaarheid is voordat het als een wolk aan me voorbij trekt en het een herinnering wordt van iets wat ik ooit in het verleden op een zekere dag heb gevoeld.  

Ik wens dat de betekenis van het woord dankbaarheid als een rivier door mijn lichaam zal blijven stromen en de woorden als een echo door zullen klinken in de daden die ik verricht.
Ik vind mijn weg naar buiten en mijn focus ligt louter en alleen op de tweede kans. Gisteren is beschreven, vandaag is een feit en morgen grijp ik de tweede kans aan, die ik eens de eerste keer heb laten liggen.


Oost-Berlijn, 1984

Ze praten, ze lachen. Ze huilen en ze vrijen. Ze zingen, ze maken ruzie.
Ze zwijgen, ze vertrekken en komen weer thuis. Een herhaling van zetten, aandachtig beluisterd door hij die dat moet doen van de grote broer die alles wil zien en alles wil weten.
Ze feesten, ze fluisteren, ze eten en vertwijfelen. Ze staren en overdenken.


Allemaal opgetekend door de hij die geen genade kent en hen desnoods aan de duivel zou uitleveren, in het belang van het grotere geheel wat het land is waarin ze leven.


Ze leven en worden geleefd.
Ze staan op en worden teruggeduwd.
Ze adoreren en worden geminacht.
Ze lezen en worden overhoord.
Ze reizen en worden tegengehouden.
Ze spreken en worden verzwegen.

Allemaal in stand gehouden door de mensen die zeggen voor vrijheid te staan, maar volgens de voorwaarden die nooit eerlijk zijn geweest en waar niemand van de afgeluisterden om heeft gevraagd.

Hij schrijft tot er niets meer te schrijven valt, tot de lichten zijn gedoofd en de rust zich definitief van het huis heeft meester gemaakt.
Maar zij die zogenaamd slapen, zijn onrustig. Onzeker over de dag van morgen als zij onverhoopt verliefd worden op een vreemde, of dat er zomaar kan worden aangebeld door vreemde mannen die geen genade kennen, uit naam van het goede.
Alles wordt genoteerd maar de vrees wordt nergens opgetekend. Zelfs al zou men dat proberen. De vrees is met geen pen te beschrijven. 


Planeet negen

Ik raakte eens in gesprek met een diep religieus man. Hij kon mijn sceptische houding t.a.v. het bestaan van God maar moeilijk begrijpen.En dus stelde hij een vraag om aan te kunnen tonen dat ik het bij het verkeerde eind had.

Hij gaf mij het voorbeeld van het grote gebouw wat even verderop stond. Hij vroeg me wie het had ontworpen. Voordat ik antwoord kon geven, stelde hij mij meteen een tweede vraag. Wie het had gebouwd, nadat het was ontworpen? Met deze vragen dacht hij wellicht mij schaakmat te hebben gezet. Helemaal toen mijn antwoord was dat het mensen waren geweest.

“Precies”, zij hij. “Niets kan niet zomaar uit het niets ontstaan. En zo is het ook met onze wereld en alles wat daar op leeft. Het kan niet zomaar zijn ontstaan. Er moet wel een ontwerper achter zitten. En vervolgens iemand die het heeft geschapen. En ik geloof dat het is God geweest. Zoals het gebouw is ontworpen en geschapen door de mens, zo is dat ook het bewijs voor het bestaan van God, aangezien hij het universum heeft ontworpen en gemaakt.” Wat hem betreft was dit meteen het einde van de discussie. Voor mij was dit nog maar het begin. Ik vond namelijk dat hij het heelal gebruikte om God te bewijzen. Bij gebrek aan een betere verklaring, gebruikte hij simpelweg de verklaring “God”. Ik zei dat ik het erg gemakkelijk vond, om God te gebruiken voor zoiets complex als de aarde en het leven. Met andere woorden; God is verantwoordelijk voor het ontstaan van alles. Betekent dat we dus niet verder hoeven te zoeken naar de oorsprong van het leven? Betekent dat we genoegen moeten nemen met de hypothese die God heet? Verklaart dat dan alles?

Ik vertelde hem dat in tegenstelling tot het grote gebouw, objecten in het heelal ontstaan zonder dat er iets of iemand aan te pas lijkt te komen. We zijn getuige van de geboorte van sterren en planeten. We kunnen het verklaren. We weten hoe dat gebeurt. Het is zelfs op de gevoelige plaat vastgelegd. En nergens zien we de invloed van een god. In tegenstelling tot het grote gebouw, komen er geen handen aan te pas die het beetje bij beetje opbouwen. Het verschil met sommige religieuzen is dat de wetenschap zijn bevindingen onderzoekt op fouten. Het neemt geen genoegen met wat men denkt te weten. Het probeert de verklaring steeds te verbeteren. Met andere woorden: de wetenschap is niet zomaar tevreden.

Een mooi voorbeeld hiervan was de zogenaamde 'ontdekking' van planeet negen. Enkele wetenschappers dachten aanwijzingen te hebben gevonden voor het bestaan van een negende planeet, in de buitenwijken van het zonnestelsel. Ze kwamen dit op het spoor bij het bestuderen van de baanbewegingen van ver gelegen ijsdwergen. Sommigen zeggen dat de planeet er zou moeten zijn, want alleen op die manier zouden de bewegingen van de ijsdwergen kunnen worden verklaard. Het enige probleem is er slechts sprake is van een theorie. De planeet zelf is nog niet ontdekt. We kunnen de planeet pas een naam geven als deze echt is gezien. Tot die tijd is het slechts een sterk vermoeden dat ie er daadwerkelijk is.

Zoals de negende planeet een mogelijke verklaring is voor het gedrag van objecten in het zonnestelsel, zo gebruikte de religieuze man het bestaan van God als verklaring voor het universum en de mensheid. Religieuze mensen hebben nog wel eens moeite met de wetenschap. Het weerlegt namelijk vanzelfsprekendheden, waarvan men liever niet wil dat er aan getoornd wordt. Neem bijvoorbeeld het scheppingsverhaal. De wereld zou in zes dagen zijn geschapen. Een man uit Urk vertelde eens dat het geloof onder zijn voeten zou worden weggeslagen, mocht blijken dat wat er in Genesis staat, niet helemaal blijkt te kloppen. Wetenschap hoeft niet zo nodig in de schoenen van God te staan. Het heeft er namelijk helemaal geen belang bij om het bestaan van God aan te tonen. Wetenschap gaat uit van het waarneembare. Het wil `diepgaande algemene verbanden ontdekken die een veelheid van verschijnselen verklaren´.

Dat het daarbij het speelveld doorkruist van religieuze mensen is onvermijdelijk. Tot een overeenstemming zijn de man en ik niet gekomen. Behalve dan dat er nog vele vragen zijn die onbeantwoord zijn en misschien voorlopig wel zullen blijven. Dat is een zowel een bevrijdende als een spirituele gedachte die mensen er niet van weerhoudt om te blijven zoeken naar de waarheid en tevens zich vast te blijven houden aan het geloof. 


Onder de nieuwe zon

Maandenlang had ze er naar uitgekeken en hier stond ze dan. In een zonnig land en ver verwijderd van alles wat haar vertrouwd is. Eindelijk was ze op de plaats van bestemming. Vakanties zijn altijd iets om naar uit te kijken en in haar geval had ze de vakantie dubbel en dwars verdiend.
Het was al met al een pittig jaar geweest. Er was veel gebeurd. In een flits ging alles nog een keer door haar heen. De mensen die haar waren ontvallen. De pijn en het verdriet. Maar daar wilde ze nu verder niet meer aan denken. Wat haar betreft stond deze trip in het teken van de definitieve overbrugging naar wat komen gaat. Wat geweest is, is geweest. Nu was het tijd om naar de toekomst te kijken. De clichés vielen wat dat betreft over elkaar heen. Een vrouw met een gebroken hart zoekt een warm land op, om een nieuwe start in te luiden en het verleden achter zich te laten.
Ze zette haar koffer neer in de hotelkamer. Zoals altijd zou later blijken dat ze best wat kleren niet mee had hoeven nemen. Maar het risico dat ze mis zou grijpen deed haar toch besluiten om de koffer zoveel mogelijk vol te proppen.

Ze had al best wat van de wereld gezien maar nog nooit was op singlevakantie gegaan. Een groep vrijgezelle mensen die allemaal hetzelfde willen, namelijk een leuke vakantie met elkaar beleven. Hoezeer ze dit ook wilde, toch zou het wennen zijn, om voor zestien dagen met al die verschillende mensen in een bus te zitten. Ze was een persoon die liever haar eigen mensen uit zocht. Maar ze nam het op de koop toe, aangezien ze weg wilde zijn en toch niet alleen. Bovendien leken de meeste mensen haar niet onaardig.

Ze had ongeveer een uur om bij te komen van haar reis, haar koffer uit te pakken, zich op te frissen alvorens het eten beneden klaar zou staan. De komende dagen zouden er heel wat activiteiten op de rol staan. Van lange wandelingen door de natuur, langs watervallen, naar vulkanen, tot het bezichtigen van verschillende musea. Ze had er enorm veel zin in.
Ze liet ze zich vallen op het bed. Als ze nu haar ogen zou sluiten, zou ze zo in slaap kunnen vallen. Dat idee stond haar wel aan maar in plaats daarvan keek ze naar het witte plafond. Haar blik ging de eenvoudige kamer rond. Een kast, een spiegel, een tafel, een stoel en schilderij wat boven haar bed hing. Het was haar niet eerder opgevallen. Zoveel had ze niet met kunst maar nu ze het had gezien was ze gefascineerd door wat ze zag. Het schilderij beeldde een menspersoon uit die vloog door de wolken. De armen waren gestrekt, het hoofd omhoog. Alsof het vol vertrouwen op zijn doel afging. Uit het hoofd van het persoon vlogen tientallen vogels de wijde wereld in.

De betekenis was niet gelijk duidelijk. Toch liet het kunstwerk haar niet los. Op de een of andere manier voelde ze een band met de persoon die daar zijn vrijheid tegemoet vloog. Ze stelde zich zo voor dat de vogels als metafoor stonden, voor de ideeën en de plannen die werden gemaakt. Na alles wat die persoon had meegemaakt, voelde hij weer de ruimte om zijn leven in eigen hand te nemen en plannen voor te toekomst te maken.
Terwijl de momenten hiervoor in het teken stonden van het netjes rangschikken van de kleding en haar toiletspullen was ze nu helemaal opgegaan in het schilderij. Ze voelde hoe haar ogen vochtig werden. Dit is niet wat ze wilde maar ze kon het niet helpen. Op de een of andere manier riep het schilderij iets bij haar op. Ze besefte dat ze nu ook op het punt was aangekomen, dat ze weer de regie over haar leven aan het krijgen was. Na de zomer zou ze weer gaan studeren, ze wilde weer nieuwe mensen gaan leren kennen en voelde dat ze steeds meer open ging staan voor een nieuwe relatie. Al deze dingen zijn haar vogels die op het punt stonden geboren te worden en binnenkort het levenslicht zouden zien.
Dit alles bracht haar gedachten terug naar vorig jaar. En ze vroeg zich af of hij ook aan het vliegen was. Of hij ook plannen maakte. Ze hoopte het. Want ondanks de vele misverstanden die er waren tussen hen gaf ze nog wel om hem.
Vervolgens liet ze het los. Haar voeten raakten de vloer en ze begaf zich naar de badkamer. Tijd voor sentiment was er genoeg geweest. Nu was ze onder de nieuwe zon, in het zonnige land waar ze was begonnen aan het nieuwe hoofdstuk. Ze liet een lampje branden voor als ze vanavond terug zou komen. Even later sloot ze de deur van haar hotelkamer. De schemering had zich buiten inmiddels ingezet. Niet dat ze dat als een metafoor zag voor haar leven. Het schilderij op haar kamer was dit des te meer.


De belofte van Iona

Ik nam het vliegtuig, toen een trein, vervolgens nog een trein, toen een boot, toen stapte ik in de auto om vervolgens via een pont mij naar het eiland te laten vervoeren.

Het loont om dagenlang onderweg te zijn naar een bestemming die ik gerust bestempel als een van de mooiste waar ik tot nu toe ben geweest. Ik had het gevoel alsof ik aan het einde van de wereld terecht was gekomen, waar tijd slechts een bijzaak is op een plek die zich niets lijkt aan te trekken van de rumoerige wereld die zich daar ergens aan de overkant van het water bevindt. Een stad als Parijs of Londen bezoek je. Het Schotse eiland Iona, daar ben je te gast. 

Plechtig begeef ik me door de gangen van het klooster en nergens zoveel als hier beklijft mij het gevoel dat ik een passant ben uit een andere tijd, een genodigde die het genoegen heeft om hier te zijn. Voor even voel in een scheut van heimwee terwijl ik hier pas koud een half uur ben. Mijn gevoel loopt alvast vooruit op de zaken en ik denk aan de persoon die ik dit alles wil laten zien. Ik zie ons hier al lopen en mijn enthousiasme wordt alleen maar groter op het moment dat de zon het contrast van het landschap nog meer versterkt. Het groen van de heuvel versus het blauw van de lucht. Het wit van de wolken versus het blauw van het water.

Ik heb een voorliefde voor eilanden en ook bij Iona heb ik direct het gevoel van verbondenheid. Eilanden hebben geheimen die ze niet direct prijs lijken te geven voor de mensen die hier maar voor even zijn. Eilanden zijn geïsoleerd, op een romantische manier eenzaam, tevens eigenwijs, en creëren een betoverende sfeer waar ik steeds maar weer in ondergedompeld wil raken. 
Ik zit uren aan het strand en zie hoe de golven op de golven blijven beuken. Een ritmisch spel wat zich al eeuwen lang herhaalt. Ik voel de graslanden onder mijn voeten en door het ongerepte karakter voel ik me veilig en voel ik me thuis, ook al ben ik dat niet maar zou ik dat wel willen zijn. Heuvels worden vlaktes, vlaktes veranderen in weggetjes. Weggetjes komen aan in dorpjes en dorpjes herbergen mensen die het voorrecht hebben om te zeggen dat ze hier wonen.
Een dag lang dwaal ik hier rond maar het is te kort. In gedachten doe ik Iona een belofte en dat is dat hier terug ga komen.
Dan gaan we hier dagen verblijven, de zon onder zien gaan en haar weer zien herrijzen. Dan zullen we ook voor even ervaren dat tijd ondergeschikt is aan wat dan ook en dat alleen de kracht van het ervaren maakt dat we voelen dat we echt leven.
Dat is een belofte die ik waar wil gaan maken. Iona wacht op ons.